Column Bert van Oostveen

Waarde van sport groter dan ooit

Je kon de afgelopen periode geen krant openslaan of door je tijdlijn scrollen, zonder berichten tegen te komen over het belang van sport en bewegen. Een groep prominenten uit de Nederlandse sportwereld deed bovendien via een open brief ‘Bewegen. Het nieuwe normaal’ een oproep aan de regering om werk te maken van een vitale samenleving, met daarin een cruciale rol voor sport en bewegen. Kort samengevat: als het om gezondheid gaat, zouden meer mensen sport en bewegen moeten plaatsen in het rijtje van noodzakelijke eerste levensbehoeften.

Wat ook duidelijk werd, is dat corona tegelijkertijd een gezondheidscrisis met ongekende economische implicaties veroorzaakte. Zo rekende het Sports & Economics Research Centre van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen uit dat, alleen al in de eerste zes weken van de intelligente lockdown, aan het minder sporten en bewegen een prijskaartje hing van ruim 929 miljoen euro. Oftewel 155 miljoen euro per week. Veroorzaakt door een afname van de kwaliteit van leven en een toename van de zorgkosten. De roep om meer preventie en reductie van zorgkosten dankzij sport en bewegen mag duidelijk zijn. Een overduidelijke bevestiging voor iedereen die actief is in sport en bewegen en al langer de voordelen kent, erkent en zich hiervoor inzet.

Ook de sociale en maatschappelijke waarde van sport en bewegen was – soms pijnlijk – zichtbaar. Daar waar het meedoen aan sport- en beweegactiviteiten helpt om sociale contacten op te doen, viel dat volledig weg en steeg de eenzaamheid sterk. Denk hierbij aan ouderen in zorginstellingen. En aan situaties waar trainers en coaches sterk betrokken zijn bij de kinderen uit hun team of groep; zij hadden nu veel minder zicht op bijvoorbeeld de thuissituatie en -problematiek van een kind. Met alle gevolgen van dien.

Het is en was voor de sport- en beweegsector een moeilijke periode: de hele sector is hard geraakt door het coronavirus en de maatregelen. Hoe groot de financiële impact op de branche is, blijkt onder meer uit de monitor Sport en corona van het Mulier Instituut die recent is verschenen. De schade voor de bedrijfstak bedraagt naar schatting een half miljard euro. De rapportage omvat een uitgebreide schets van de huidige, met name financieel-economische, stand van zaken tot 1 augustus. Het feit dat de sector eerder dan voorzien mag opstarten, biedt zeker perspectief. De monitor laat echter ook zien op welke plekken de bedrijfstak hard wordt geraakt. De komende periode gaan we als Kenniscentrum Sport & Bewegen, samen met het Mulier Instituut, verder in gesprek met vertegenwoordigers uit de sportsector om de vragen en problemen te inventariseren en ook met elkaar na te denken over oplossingen.

Ook jullie als gemeenten staan voor lastige keuzes daar waar het de sportsector betreft. Wel of niet de huur van sportaccommodaties verhogen? Meer of minder investeren in sport en bewegen? Wel of niet uitstellen van het verduurzamen van accommodaties? De buitenruimten versneld beweegvriendelijker maken? Ik vertrouw erop dat bepaalde vraagstukken zich vanzelf oplossen, omdat er meer kennis en onderzoek beschikbaar komt over het ‘gedrag’ van het virus. Maar ik sluit niet uit dat zich ook weer andere problemen en dilemma’s voordoen waar we iets mee moeten.

Eén ding is duidelijk: corona heeft de waarde van sport en bewegen nog nadrukkelijker aangetoond. De vraag hoe we die waarde goed (genoeg) kunnen benutten, is een stuk complexer. Laten we daarover in gesprek blijven en de kennis die er is benutten.

Bert van Oostveen is directeur-bestuurder van Kenniscentrum Sport & Bewegen.

Geplaatst op: 7 juli 2020