Laat leerlingen twee keer per dag een half uur sporten en bewegen

Gezamenlijk rapport van Nederlandse Sportraad, de Onderwijsraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.

De Nederlandse Sportraad, de Onderwijsraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving adviseren om leerlingen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs twee keer per dag matig intensief te laten bewegen. Sporten en bewegen kunnen beter worden ingezet om het onderwijs zelf te dienen. De raden pleiten voor het werken met zogenaamde beweegteams, waarvan naast vakleerkrachten ook buurtsportcoaches en gekwalificeerde trainers deel uitmaken. Scholen kunnen meer samenwerken met sportverenigingen en gemeenten kunnen meer regie nemen op dit onderwerp. Dat staat in het gezamenlijke advies ‘Plezier in bewegen’ dat maandag 10 september is aangeboden aan minister-president Mark Rutte.

Sporten en bewegen vormen volgens de drie raden een vanzelfsprekend onderdeel van het onderwijs. De verschillen tussen scholen op dit gebied zijn nu groot en kunnen op termijn leiden tot kansenongelijkheid. Hoe jonger kinderen op school worden aangemoedigd om veel en vooral plezierig te bewegen, hoe groter hun deelname aan sport- en beweegactiviteiten op latere leeftijd is. Scholen spelen een belangrijke rol in het aanleren van motorische vaardigheden en een actieve leefstijl. Daarnaast zijn sport en beweging belangrijk voor de persoonsvorming en socialisatie van kinderen en jongeren – belangrijke doelen van het onderwijs.

In een van de drie adviezen die de raden geven ziet men vooral een rol weggelegd voor gemeenten. ‘Geef lokale samenwerking vorm en borg dit onder gemeentelijke regie’, zo luidt dat advies. De raden adviseren scholen om bijvoorbeeld beweegteams op te richten. Daarbij is van belang dat een beweegteam een trekker of coördinator heeft: bij voorkeur een vakleerkracht of een buurtsportcoach. Om het sport- en beweegaanbod op school te versterken, adviserende raden aan scholen om hun organisatorisch netwerk uit te breiden en structurele samenwerking te zoeken met sport- en beweegaanbieders, organisaties voor kinderopvang en buitenschoolse opvang, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dit gaat niet vanzelf en vraagt tijd en inzet; de raden zien daarbij een duidelijke taak voor gemeenten. Gemeenten hebben een belangrijke rol als procesregisseur, bijvoorbeeld bij de inzet van buurtsportcoaches en bij het zoeken naar oplossingen voor geschikte accommodaties. In alle gevallen dienen de gezamenlijke inspanningen erop gericht te zijn om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.

Eerste reactie VNG en VSG

VNG en Vereniging Sport en Gemeenten zijn positief over het advies, maar wachten de formele reactie van de drie betrokken ministeries af over hoe men een eventuele gerichte aanpak voor zich ziet.

Het rapport en een samenvatting zijn o.a. hier te downloaden: www.nederlandse-sportraad.nl/plezier-in-bewegen

 

Geplaatst op: 11 september 2018