Overheidsorganisaties hebben een grote mate van beleidsvrijheid bij het afbakenen van het algemeen belang. Maar ook indien het vanuit maatschappelijk oogpunt niet mogelijk is om de gedragsregels na te leven – bijvoorbeeld omdat er sprake is van marktfalen – dan kunnen overheden onder omstandigheden formeel besluiten dat hun economische activiteiten plaatsvinden in het algemeen belang.
Daarbij is een zorgvuldige afweging van de belangen van consumenten enerzijds, en die van ondernemers anderzijds, volgens de ACM noodzakelijk. Overigens is de ACM ervan overtuigd dat een bestaand besluit over een dienst van algemeen belang, of DAB, op zichzelf in beginsel niet volstaat om buiten de reikwijdte van de Wet markt en overheid te vallen.
Afhankelijk van de wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Markt en Overheid wordt de algemeen belanguitzondering in de toekomst mogelijk aangescherpt.
In artikel 25h van de Mededingingswet wordt bepaald wanneer de gedragsregels niet van toepassing zijn. Uit artikel 25h lid 5 Mededingingswet volgt dat de gedragsregels niet van toepassing zijn indien de economische producten of diensten plaatsvinden in het algemeen belang.
Interessant daarbij is dat de overheid zelf mag bepalen wat tot het algemeen belang kan worden gerekend. Zo kan bij de ene gemeente een parkeergarage tot een algemeen belang worden gerekend, terwijl een andere gemeente deze voorzieningen uitsluit als economisch product dat de gemeente aanbiedt.
Elke gemeente levert diverse economische producten en diensten, waarbij de integrale kostprijs of onbekend is, of wellicht niet in rekening wordt gebracht. In dat geval kan een marktpartij stellen dat sprake is van marktverstoring. Tegen deze achtergrond is het een aanbeveling dat een gemeente de soorten economische producten en diensten inventariseert en definieert dat deze soorten producten en diensten het algemeen belang dienen. Daarmee zijn de gedragsregels uit de wet Markt en Overheid immers niet meer van toepassing. Benadrukt wordt dat binnen dat aanbod in het algemeen belang sportvoorzieningen zullen behoren waarvan bekend is dat specifieke producten langs economische weg haalbaar zijn (bijvoorbeeld zweminstructie). Feitelijk is geen subsidie noodzakelijk om de kostprijs te dekken. Dat pleit voor het achterhalen van de integrale kostprijs voor alle sportproducten. Uiteraard is het niet mogelijk om vóór 1 juli 2014 de integrale kostprijs te achterhalen van alle sportproducten of diensten. Een gemeente zou via een raadsbesluit kunnen bepalen welke soorten sportvoorzieningen in het algemeen belang plaatsvinden. Daaropvolgend kan de gemeente bepalen wat het algemeen belang is van die sportproducten of diensten. Daarmee legitimeert het raadsbesluit de noodzaak voor het verstrekken van een subsidie.
Kernbegrippen bij het raadsbesluit
Om behulpzaam te zijn bij het vervaardigen van een raadsbesluit, volgt hierna een voorbeeld dat illustratief is voor de gewenste besluitvorming. Dit voorbeeld dient nog te worden aangevuld met specifieke gegevens van de eigen gemeente. Benadrukt wordt dat deze politieke besluitvorming kan volstaan door op hoofdlijnen de economische activiteiten te definiëren die tot het algemeen belang worden gerekend.
Sportvoorzieningen
sportpark (naam) zwembad (naam) sporthallen (enz.)
motivatie van het algemeen belang is: “producten dienen de volksgezondheid, producten zijn niet langs economisch weg haalbaar”. Voor deze producten ontstaat een onrechtvaardige hoge uitkomst (entree / huur) indien de kostprijs wordt doorgevoerd wat de toegankelijkheid van het sportpark/zwembad/sporthal voor alle bevolkingsgroepen in het kader van de volksgezondheid ernstig kan gaan belemmeren. Het is in het algemeen belang van alle inwoners van de gemeente dat het sportpark/zwembad/sporthal toegankelijk is zodat het voor iedere inwoner mogelijk is om van de sportfaciliteiten gebruik te maken.
Overige voorzieningen
jachthaven (naam) recreatiepark (naam) cultuurhuizen (enz.)
Motivatie van het algemeen belang is: “producten dienen het recreatieve gedrag en vrijetijdsbesteding. Voor deze producten gelden monopolie posities (jachthaven) of exclusief gebruik (cultuurhuis). Voor deze voorziening is geen betwistbare markt of een werkzame mededingen gebleken. De (aantal specifieke) producten voldoen niet aan de vier gedragsregels. Bijgevolg wordt besloten de integrale kostprijs te bepalen voor (dat aantal specifieke producten) en een marktconsultatie in te stellen.