Dit blijkt uit een onderzoek van het Mulier Instituut waarvoor gebruik is gemaakt van financiële gegevens van gemeenten (IV3 data van het CBS). Van de uitgaven aan sport is 74 procent bedoeld voor bouw, onderhoud en exploitatie van sportvoorzieningen. Andere uitgaven betreffen stimulering van sportdeelname, zoals de organisatie van sportactiviteiten voor specifieke groepen, subsidies aan individuen en subsidies aan sportclubs.
De verschillen in de (netto) sportuitgaven per inwoner tussen gemeenten zijn groot. In veel gemeenten bestaat daarnaast van jaar op jaar een relatief grote spreiding van de uitgaven, waarschijnlijk door incidentele uitgaven. Ondanks deze verschillen zien we dat grotere gemeenten per inwoner meer aan sport uitgeven. Meer specifiek geven sterk stedelijke gemeenten meer aan Sportbeleid en activering uit. Zij kennen vaker specifieke groepen die qua sportdeelname achterblijven. De minder stedelijke gemeenten geven meer aan accommodaties uit. Het relatief grote aantal kleinschalige sportvoorzieningen, om in minder stedelijke gemeenten sporten in de nabijheid mogelijk te maken, kan hier een oorzaak van zijn.
In dit rapport hebben we speciale aandacht besteed aan het verschil in uitgaven bij de uitbesteding van gemeentelijke sporttaken. Gemeenten zonder een extern verzelfstandigd sportbedrijf geven meer geld per inwoner aan accommodaties uit. Nader onderzoek moet uitwijzen of de uitbesteding zelf dit verschil veroorzaakt of dat andere factoren meespelen.
Klik hier voor de rapportage Monitor sportuitgaven gemeenten 2018.