In deel 1 van het verhaal over FC Omni ging het over de kansen die een aantal individuele bestuursleden zagen om krachten te bundelen en hoe dat bespreekbaar en succesvol werd. In dit vervolg ga ik wat dieper in op de betekenis hiervan en hoe dit nog breder kan worden opgepakt.
👉🏼 Lees hier deel 1.
Ter illustratie. In de stad waar voetbalvereniging FC Omni en atletiekvereniging GHTH (Geen Horde Te Hoog) actief zijn, bieden zo’n 80 andere verenigingen nog allerlei sporten aan. Allemaal verenigingen die in een behoefte voorzien voor een deel van de bevolking om lekker te bewegen en te sporten. Een aantal puur op recreatief niveau, een aantal dat wat meer prestatief is ingericht en een paar die dit tracht te combineren. Dat zijn grotere en kleinere clubs, bekende en minder bekende sporten. Gemiddeld genomen hebben deze verenigingen ruim 200 leden. En belangrijker misschien wel: het betreft in totaal bijna 30% van het totaal aantal inwoners.
Hoe kan het dan toch zo zijn dat vele van deze verenigingen het gevoel hebben dat ze enorm moeten knokken om hun club overeind te houden en op de radar te blijven. Of het nu gaat om de leden, bestuursleden, vrijwilligers, financiën, de maatschappelijke vraag, het begrip van de gemeente, of de communicatie met de sportbonden. Het wordt eerder moeilijker dan makkelijker. De wereld verandert, de betrokkenheid van leden en vrijwilligers verandert, de wetgeving en overheidsbemoeienis veranderen. Een enorme uitdaging om bij te benen.
FC Omni en GHTH zijn dan ook zeer blij dat zij elkaar hebben opgezocht en gevonden en een significante partij zijn geworden die ertoe doet. Dat zij de naam nog moeten omvormen naar SV Omni is zelfs een detail in het grotere geheel van het beleid dat er gevoerd wordt en de resultaten die geboekt worden. Een grote club met bestuurders die besturen met als doel de totale club steeds vijf jaar verder te brengen. Met daarnaast een professioneel aangestuurde organisatie van de dagelijkse werkzaamheden.
Kunnen we er iets van leren?
Wat kunnen we hiervan leren? Moeten we er überhaupt iets van leren? Of kunnen we op dezelfde voet doorgaan zoals we het altijd hebben gedaan? Het laatste lijkt geen optie, uitzonderingen wellicht daargelaten. De partners van verenigingen zijn professioneel georganiseerd. Of het nu gaat om gemeenten, het bedrijfsleven, grote zorginstellingen en andere maatschappelijke organisaties of de bonden. Het wordt steeds moeilijker om als kleine club de juiste weg daarin te vinden. Maar als je die weg wel wilt vinden, zal je ook op gelijkwaardig niveau met elkaar om tafel willen zitten. Dus ook als een volwaardige partner met een achterban die er toe doet. En die serieus genomen moet worden omdat het, gebundeld, die bijna 30% van de inwoners betreft.
Kijkend naar de 80 verenigingen in de gemeente van FC Omni. Het zijn dus theoretisch 80 voorzitters, 80 penningmeesters en 80 secretarissen. Wat een enorm potentieel aan kader. En dan hebben we het niet eens over de andere bestuursleden en de vrijwilligers in het veld. Een welhaast onuitputtelijke bron van kennis, van netwerken, van uitvoeringskracht, van ambitie en van lange-termijn-potentie. Als je nog wat verder kijkt naar de regio van de direct omliggende gemeenten van FC Omni, dan kom je zelfs op 340 verenigingen uit.
Eén van de belangrijkste oorzaken van het succes van FC Omni is de gelijkwaardigheid van de aangesloten verenigingen. Het woord fusie wordt niet genoemd en is ook geen thema. Clubs blijven bestaan en zolang er geen reden toe is om het te veranderen, ook op de locaties. Dit is de angel van angst voor een falende samenwerking: de beeldvorming dat de club ophoudt te bestaan.
Ledenkracht, bestuurskracht en uitvoeringskracht
De winst bestaat er echter uit dat alle krachten worden verzameld en gebundeld. Ledenkracht, bestuurskracht en uitvoeringskracht:
- Ledenkracht door de leden te bundelen in een overkoepelend orgaan, waardoor met name de financiële inbreng gebundeld wordt. Waar je sport maakt niet meer uit, welke sport je wilt beoefenen en hoe vaak je overstapt speelt ook geen rol meer. Je blijft lid van de eigen club en concurreert niet meer.
- Bestuurskracht doordat je deskundige bestuurders met visie op de plek kunt zetten waar ze op haar speelveld gelijkwaardig worden aan andere krachten. Denk aan gemeenten, bonden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, onderwijs en bij commerciële sportaanbieders. Besturen is namelijk een vak, waarbij langetermijnvisie een grote rol speelt.
- Uitvoeringskracht bij de dagelijkse organisatie van de verschillende sportactiviteiten op de diverse locaties. Door de grotere financiële draagkracht kunnen de vele vrijwilligers ook professioneel aangestuurd worden, waardoor de dagelijkse gang van zaken op de sportaccommodaties soepel kan verlopen. Organiseren is namelijk ook een vak en richt zich vooral op de korte termijn aspecten.
Het uiteindelijke resultaat zal zijn dat de leden, de sporters waar het om draait, beter gefaciliteerd worden. Er wordt een sfeer van plezier, veiligheid, kwaliteit en positiviteit gecreëerd. Als men gaat sporten is alles goed geregeld en ook weet men dat er goed over de toekomst wordt nagedacht, waardoor men ook in de toekomst kan blijven sporten.
Focus op overeenkomsten in plaats van verschillen
Heel simpel gezegd ga je de overeenkomsten van de verschillende verenigingen bundelen en daar ook op focussen en de verschillen zie je alleen nog maar bij het beoefenen van een sport. Ook combinaties van sportbeoefening worden makkelijker te realiseren, in verschillende periodes van het jaar. Bijvoorbeeld voetbal-tennis, voetbal-honkbal, schaatsen-atletiek.
Niet simpel, wel verstandig
Is het dan echt zo simpel als het lijkt? Dan was dit toch al veel eerder gedaan? Natuurlijk is het niet zo simpel. Sport is emotie en dat is per definitie een hindernis die moet worden overwonnen. Maar met pure emotie zullen de zaken die van een vereniging gevraagd worden in de toekomst, niet makkelijker worden opgelost. Een “ja, maar…”-houding kost veel energie waar een “ja, en…”-insteek doorgaans energie oplevert.
Zoals de rekensom hierboven al aangaf: met zoveel potentie aan mensen die bij sportverenigingen betrokken zijn, dus vooral overeenkomsten hebben, is het een onuitputtelijke bron van energie die vrij is gekomen bij FC Omni. En die energie komt vrij in een bloeiend verenigingsleven, als een sterke partner binnen de samenleving waar men gewoonweg niet omheen kan. Vrijwilligers zijn niet meer alleen trots op de eigen club. Maar trots op FC Omni, want het is van hen en zij horen erbij. Zoals men ook niet om het bedrijfsleven heen kan, niet om projectontwikkelaars, niet om woningcorporaties, niet om zorgorganisaties, niet om onderwijs, zo zal men ook niet meer om de sportvereniging heen kunnen.
FC Omni doet ertoe en hoort erbij!