Terugblik eerste editie Nationaal Sportcongres 2025

Eerste Nationaal Sportcongres op 24 juni bracht sportsector samen op Papendal

Met het Nationaal Sportcongres 2025 op 24 juni brachten de Vereniging Sport en Gemeenten en NOC*NSF de sportsector en aanpalende domeinen samen om de toekomst van de sport te schetsen. 580 beleidsmakers, clubondersteuners en sportprofessionals van bonden, brancheorganisaties en maatschappelijke organisaties lieten zich op Papendal inspireren over een breed scala aan thema’s: van ruimte voor sport tot vitale sportclubs en het versterken van kader bij sportverenigingen.

Offervaardigheid

Keynote-spreker Bart Götte, expert op gebied van toekomst- en transitievraagstukken, ging in zijn lezing over transities in op de benodigde brede blik op de toekomst. Hij introduceerde een begrip wat de hele dag als een echo nagalmde: offervaardigheid. “Dat is de bereidheid iets te verliezen voor het grotere geheel. Dat doet pijn omdat je iets moet opgeven.” Het betekent volgens hem vooral ook dat je vooruit moet kijken: “Je voedt je kinderen ook niet op voor jouw verleden, dat doe je voor hun toekomst. Zo is het ook met de sport.” Bij het organiseren van de toekomst van de sport denkt Götte dat door alle maatschappelijke veranderingen de oplossing ergens moet liggen op het snijvlak van vrijheid aan de ene kant en verbondenheid aan de andere kant. “Ik ben positief: ik denk dat jullie dit kunnen”, zei Götte tegen een zaal vol vragende gezichten.

Vitale clubs

De sociale verbondenheid stond ook centraal in de breakoutsessie ‘Wat maakt een club nu écht vitaal?’ Die titel sprak duidelijk veel bezoekers aan, want het zaaltje van congrescentrum zat afgeladen vol. Resie Hoeijmakers, onderzoeker bij het Mulier Instituut, gaf bij de introductie al een duidelijk antwoord op de vraag van de sessie. In vijf minuten vatte ze vijf jaar promotie-onderzoek naar vitale clubs samen. Haar belangrijkste conclusie: “Een vitale vereniging is een vereniging die in staat is om nu en in de nabije toekomst van maximale waarde te zijn voor haar leden.”

Ze was tot die conclusie gekomen door te onderzoeken wat leden aan een club bindt. Daar kwam uit naar voren dat het sportaanbod een aspect is, maar altijd in combinatie met sociale relaties op de club. “Als je vraagt aan leden: zou je het erg vinden als jouw vereniging er niet meer is, dan zeggen ze altijd ‘ja’. En als je vraagt ‘waarom?’ dan zegt niemand: ‘omdat ik daar kan sporten’. Iedereen zegt: ‘vanwege de mensen, vanwege het gevoel’. Dat is de kern. En dat maakt sportverenigingen vitaal. Mensen steken daar heel veel tijd en moeite in om die vereniging overeind te houden. Dat doen mensen omdat het heel veel betekenis heeft voor die mensen en het onderdeel is van hun identiteit.”

Hoeijmakers kan uit eigen ervaring spreken, want ze is zelf sinds een jaar voorzitter van ‘haar’ Nijmeegse tennisvereniging Rapiditas. “Ik voel mij een Rapiditasser. Ik zou het heel erg vinden als dat zou verdwijnen. Daarom zet ik mij in voor die vereniging. Ik vind het leuk om te sporten, dat is een reden waarom ik lid ben, maar ik wil vooral mezelf inzetten voor de club omdat ik het gevoel heb dat ik daar thuis hoor.”  Het belang van die sociale binding wordt volgens haar nog onderschat, zeker op beleidsniveau. “In mijn proefschrift probeer ik daarom duidelijk te maken aan clubondersteuners, professionals en bestuurders: sociale cohesie is niet een bijproduct van de vereniging het is de kern van een vitale vereniging.”

Tijmen Vader, development manager bij Rugby Nederland, was in dezelfde sessie aangesloten in een panel voor het perspectief van een sportbond. De rugbybond heeft de clubondersteuning namelijk verschoven van praktisch op het sportaanbod naar het identiteitsgevoel van leden. “Onze kernwaarden zijn heel duidelijk verankerd in onze sport: respect, discipline en kameraadschap. Wij wilden weten: wat zit nu achter die verbinding die je voelt als rugbyer? We wilden vooral kijken waar het niet goed gaat.” Een stagiair van de opleiding Sport Management en Ondernemen kreeg daarom de opdracht om te kijken hoe rugbyers met elkaar omgaan op de club. “Daar kwam internal branding heel duidelijk naar voren. Dat maakt dat je een rugbyer bent en daardoor voel je wereldwijd een connectie met elkaar. De associatie van mensen van buiten is ook: respect voor scheids, dat zit echt in ons dna. Dat moeten we veel meer borgen en versterken. Daarom hebben we een toolbox ontwikkeld van waaruit we clubs gaan ondersteunen om dat identiteitsgevoel te versterken.”

Toekomstbestendig sportkader

In een andere sessie ging het over het bouwen aan toekomstbestendig sportkader op de sportclub. De noodzaak van het begeleiden van trainers werd aan het begin nog even neergezet aan de hand van al bekende cijfers. Nederland kent zo’n 400.000 trainers (coaches, teambegeleiders en jeugdleiders), maar daarvan is 90 procent niet opgeleid. 60 procent ervaart onvoldoende begeleiding en 39 procent voelt zich niet capabel. In de sessie werd daarom een sterk pleidooi gehouden voor trainersbegeleiding omdat dit zorgt voor hogere betrokkenheid, betere kwaliteit van trainingen en het belangrijkste: meer sportplezier. De vraag is alleen: bij wie ligt de bal om dit structureel aan te bieden?

Een goed voorbeeld van hoe het kan werd door de KNVB toegelicht. Zij hebben met het Welkomstprogramma Jeugdtrainers een uitgebreide module ontwikkeld om alle startende jeugdtrainers beter te ondersteunen. Daarnaast spant de voetbalbond zich in om trainers via Voetbalkadercoaches en Hoofd Opleidingen beter te begeleiden. Ondanks al die inspanningen lukt het ook de KNVB niet om overal voor bekwaam kader te zorgen. Zeker op het gebied van duurzame trainersbegeleiding is de KNVB nog niet waar ze zou willen zijn. De breakoutsessie eindigde daarom met een open oproep voor oplossingen die de deelnemers vanuit hun perspectief (gemeente, clubondersteuning of sportbond) konden toevoegen.

Tussenlaag professionaliseren

Kim Noteltiers, projectleider bij NOC*NSF, ziet een oplossing in kadercoaching. “We moeten het bij kadercoaching vooral hebben over de bedoeling ervan: dat je trainers wilt begeleiden zodat ze zicht bewuster zijn van hun rol. Dan maak je de kwaliteit van het kader beter. Dat moet volgens mij op de club normaal worden. We vinden het normaal dat we bestuur hebben en dat we coaches hebben, maar niet dat we die ook fatsoenlijk begeleiden. Als we dan met vrijwillige coaches werken dan moeten ze ook begeleiding krijgen, ze hebben nogal een verantwoordelijkheid”, zegt Noteltiers.

Zij denkt dat een cultuurverandering nodig is, waarbij meer aan professionalisering wordt gedacht. “Wij zitten hier bij elkaar met allemaal professionals. Toch zijn het bij clubs veelal vrijwillige trainers. Als je de sport helemaal gaat professionaliseren dan wordt het onbetaalbaar. We kunnen wel de pedagogisch-didactische tussenlaag professionaliseren, zodat je het bestuur ook ontlast. Dan kunnen zij gewoon besturen en gebruik je de kennis van de professionals die weer de trainer-coach beter maken. Dat is voor mij een stuk professionaliseren.”

De vraag is daarbij uiteraard: wie gaat dat betalen? Noteltiers vindt dat de Nevobo daarin een goed voorbeeld heeft gegeven. “De Nevobo heeft gezegd: wij verhogen ons lidmaatschap met 5 euro en dat gaat alleen maar naar professionals, dat geld houden we apart om onze sport te professionaliseren. Misschien dat we anders die vrijwilligerscultuur niet hoog houden. Het lijkt tegenstrijdig, maar we moeten professionaliseren om recht te doen aan die vrijwilligers.” Voor gemeenten is daarin zeker ook een rol weggelegd. Via clubondersteuning kan ook veel gedaan worden in het versterken van het clubkader. Gemeenten kunnen wat Noteltiers betreft bewuster gemaakt worden van de grotere sociale waarde van een club met bekwame trainers. “Als we het clubkader op orde krijgen dan heeft de club een grotere waarde, die we allemaal zien maar die we niet altijd benutten.”

‘Zaterdag de mooiste dag van de week’

Noteltiers, die eerder ook betrokken was bij de Proeftuinen Clubkadercoaching, ziet dat in het verder brengen van trainersbegeleiding nog veel te doen is. “Het is nu wel het moment. De hele wereld is in transitie. We weten allemaal dat systemen gaan vastlopen.” De sessie was wat haar betreft niet voor niets begonnen met de begintune van de tv-serie Allstars met de tekst: ‘Zaterdag is de mooiste dag van de week’. “Daar zit heel veel in waarvan ik denk: dat is de reden waarom ik in de sport ben gegaan, maar hoe haalbaar is dat nog in 2025? Dat was een liedje van begin jaren ‘90. De wereld ziet er nu anders uit. Hoe moet die sport er dan uitzien om hetzelfde gevoel waar we geen afstand van willen nemen te kunnen behouden? Ik denk dat we daarvoor staan en moeten kijken naar de bedoeling: hoe maken we het beter voor onze jeugd?”

Aan de slag!

Een concreet antwoord op die vraag had zij nog niet. Maar dat was zeker niet de insteek van het eerste Nationaal Sportcongres. Vooraf hadden Guido Davio, directeur breedtesport bij NOC*NSF, en André de Jeu, directeur Vereniging Sport en Gemeenten al aangegeven dat het congres vooral het gesprek over de toekomst van de sport op gang moet brengen. De Jeu: “Ik hoop dat we over tien jaar zeggen: weet je nog dat we dat toen een probleem vonden? Dan hoop ik dat we er ook serieus om kunnen lachen omdat we dan de oplossing hebben gevonden.”

Davio ziet dit eerste Nationale Sportcongres eveneens als een start voor een reeks voor de komende jaren. “Ik hoop in ieder geval dat deze eerste editie van dit congres de verbinding en energie geeft dat mensen denken: er kan al zoveel, laten we aan de slag gaan!”

 

Geplaatst op: 1 juli 2025