Visie & Beleidsplein

Naar een optimale bezetting

minder kosten en meer opbrengsten voor sportaccommodaties

Poel, H. van der, & Mulier Instituut (2015). Naar een optimale bezetting: minder kosten en meer opbrengsten voor sportaccommodaties.

Gemeenten ontkomen niet aan bezuinigingen op hun sportbeleid (Hoekman en van der Bol 2014). Aangezien bij de meeste gemeenten tachtig tot negentig procent van de uitgaven voor sport naar sporthallen, sportvelden en zwembaden gaat, is het niet vreemd dat vooral gekeken wordt naar mogelijkheden om de inkomsten uit verhuur en kaartverkoop te verhogen en/of de kosten te verlagen. Een van de knoppen waaraan dan gedraaid kan worden, is de bezettingsgraad van de accommodaties.

Over deze thematiek is gediscussieerd tijdens een sessie van de VSG Kennisdag Sportaccommodaties en Zwembaden in april 2015 (Wezenberg-Hoenderkamp en van der Poel 2015), naar aanleiding van een presentatie over onderzoeken in Leeuwarden (Wezenberg-Hoenderkamp 2014a), Utrecht (Wezenberg-Hoenderkamp 2014b) en Alkmaar (nog niet openbaar). Hieronder passeren enkele punten uit die discussie.

Kosten en opbrengsten

Om de meest optimale bezetting van een sportaccommodatie te bepalen moet je rekening houden met een aantal factoren:

  • Kosten
    Er wordt onderscheid gemaakt tussen vaste kosten (overhead, rente en afschrijving, WOZ, aansluitingskosten, enz.), variabele kosten (licht, water, energie, personeel) en negatieve externe effecten (lichthinder in de nacht, geluidsoverlast, parkeerproblemen). Deze laatste kosten kunnen soms wel, en soms niet in geld worden uitgedrukt, en drukken soms wel en soms niet op de exploitatie van de voorziening;
  • Opbrengsten
    Dit kunnen huuropbrengsten zijn, opbrengsten uit kaartverkoop (bijv. bij zwembaden en ijsbanen), inkomsten van evenementen en sponsoring of ‘vaste’, doelgroep- of evenementgebonden subsidies;
  • Andere positieve effecten
    De eerste twee factoren zijn relatief makkelijk te meten monetaire opbrengsten. Daarnaast zijn er niet-monetaire opbrengsten – of positieve externe effecten – zoals de gezondheidswinst van de sporters, de gezelligheid en de sociale contacten die door de sportbeoefening worden opgedaan. De veronderstelling dat dit soort positieve externe effecten optreden is overigens vaak wel de grondslag voor subsidieverstrekking. Wanneer subsidie wordt verstrekt kan dit worden gezien als de geldelijke waarde die wordt toegekend aan deze positieve externe effecten.

Balans

Idealiter zijn voor elk uur dat de accommodatie bezet is, de opbrengsten hoger dan de kosten. 24/7 en het hele jaar rond. Maar deze situatie doet zich in de praktijk niet voor. Al zijn er wel voorzieningen die dit ideaal benaderen. Denk aan fitnesscentra en zwembaden die (bijna) alle dagen van het jaar open zijn, van zeven uur ‘s ochtends tot elf of twaalf uur ’s avonds. Dat deze voorzieningen niet ook in de nacht open zijn, komt doordat de vraag dan vrijwel helemaal wegvalt, terwijl omgekeerd de kosten per uur extra hoog zijn (verlichting, verwarming, hogere personeelslasten). Een ander (extreem) voorbeeld zijn ijsbanen: die kunnen technisch open in de zomer, maar de kosten van het ijsmaken zijn dan wel erg hoog, terwijl tegelijkertijd de vraag naar mogelijkheden om te schaatsen laag is. Een optimale bezetting vergt dus een balans tussen enerzijds de kosten per uur om de voorziening open te houden, en anderzijds de verwachte vraag naar en opbrengsten in dat uur. In het streven naar een betere bezetting kan het precieze evenwicht in die balans enerzijds worden beïnvloed door de kosten te verlagen en anderzijds door de opbrengsten te verhogen. Er is daarnaast nog een derde manier, en wel door het continu sturen op de optimalisering van die balans.

Hoe verlaag je de kosten?

Een aantal voor de hand liggende en veel toegepaste manieren om kosten te verlagen:

  • uitbesteding van werkzaamheden of het vergroten van de ‘zelfwerkzaamheid’ van huurders/gebruikers (lees: sportverenigingen), waarbij vrijwilligers meer taken op zich nemen in de sfeer van schoonmaken, (klein) onderhoud, in- en uitruimen van sportruimtes, e.d.;
  • het uitstellen of uitsmeren van (groot) onderhoud en renovatie, buiten gebruik stellen van delen van de accommodatie en het verkleinen of versoberen van de voorziening. Een positieve variant hiervan is investeren in energiebesparende maatregelen. Daarbij gaat weliswaar de kost voor de baat uit, maar na een zekere terugverdientijd is de energierekening structureel lager;
  • beperking van de openingstijden. Zo kun je op de variabele lasten besparen, terwijl in de uren dat de voorziening is geopend, het gebruik hopelijk intensiveert en de opbrengsten stijgen.

Een andere manier om kosten te verlagen is om kosten te delen. Soms is het bij schaalvergroting of synergie door samenwerking bijvoorbeeld mogelijk om duur onderhoudsmateriaal te delen of kortingen op inkoop te realiseren. Soms valt ook te denken aan het delen van de kosten van parkeervoorzieningen.

Kostenverlaging door betere spreiding

Daarnaast kunnen de kosten worden verlaagd door de spreiding van de sportaccommodaties te optimaliseren. Staan alle voorzieningen wel op de juiste plaats, als je kijkt waar de doelgroepen van de verschillende voorzieningen wonen, werken en naar school gaan? Een gemeente kan een rekenexercitie (laten) uitvoeren, uitgaande van een fictieve nulsituatie, waarin er nog geen voorzieningen zijn. Hoe ziet dan de meest optimale configuratie van voorzieningen eruit? Vervolgens kan (letterlijk) in kaart worden gebracht waar en in hoeverre de feitelijke situatie afwijkt van de ideale configuratie. Als laatste kan dan worden berekend of omzetting naar de berekende optimale configuratie kosteneffectief is. Als er nog afschrijvingslasten drukken op de bestaande voorziening, zal dat vaak niet het geval zijn. Maar soms is het wel doelmatig als groot onderhoud of renovatie aan de orde is.

Betere bezetting

In alle gevallen is van belang dat de kostenverlaging moet leiden tot een betere bezetting. Privatisering leidt, bijvoorbeeld bij de gemeente, wel tot lagere kosten, maar draagt op zichzelf niet bij aan een betere bezettingsgraad. De kosten worden door privatisering immers alleen maar verplaatst naar een nieuwe eigenaar of exploitant. Neemt een vereniging echter beheerstaken in een sporthal over van een gemeente, dan drukt dat de kosten van het gebruik van de hal. Niet alleen voor de gemeente, ook voor een vereniging. Zo kan het dus voor een vereniging aantrekkelijker worden meer uren te huren. Iets soortgelijks kan worden beredeneerd bij het opstellen van – kostenefficiënte – LED-verlichting bij sportvelden. Als het kostenvoordeel daarvan terugkomt in de huurprijs, wordt het voor voetbalverenigingen interessanter meer uren veldhuur af te nemen.

Hogere opbrengsten

Het streven naar hogere opbrengsten kan vorm krijgen langs twee lijnen:

  1. Meer afnemers vinden voor het bestaande aanbod.
    Het ligt voor de hand eerst te kijken of bestaande afnemers hun huidige afname kunnen intensiveren en of ze meer kunnen en willen afnemen. Als een zwemvereniging op enig uur twintig mensen in het bad heeft liggen, kunnen dat er dan ook dertig of veertig zijn? En als alle bestaande uren ‘vol’ zitten, wil de zwemvereniging dan nog meer uren afnemen? De vervolgvraag is of er andere zwemverenigingen zijn met belangstelling voor hetzelfde uur, zodat telkens die vereniging op het uur zit die dat uur het beste vult. En als er geen andere zwemvereniging is die dat kan en wil, zijn er dan misschien andere aanbieders, zoals een commerciële zwemschool of een basisschool die een betere invulling voor dat uur heeft? In de praktijk is het op deze manier optimaliseren van het rooster in zwembaden, ijsbanen en sporthallen geen gemakkelijke opgave, maar het blijft de meest voor de hand liggende en meest effectieve manier om de opbrengsten te vergroten;
  2. Het aanbod voor zowel bestaande als eventuele nieuwe afnemers verruimen.
    Als er voor de sporthal, het sportpark of het zwembad niet meer afnemers kunnen worden gevonden, rijst de vraag of de bezetting kan worden verbeterd door de accommodatie op een of andere wijze aan te passen. Is het aantrekkelijk om meer of andere horeca toe te voegen of meer of andere begeleiding aan te trekken? Kan de toegankelijkheid voor bepaalde doelgroepen worden verbeterd? Kan met toevoeging van een klimmuur of spiegelwand een nieuwe afnemer worden gevonden? Een ijsbaan kan overleggen met de ijsverenigingen om te achterhalen of ze belangstelling hebben voor zomeractiviteiten en hoe de ijsbaan daarin zou kunnen faciliteren. Met gebruikers van een voorziening kan worden besproken of en hoe de horeca kan worden verbeterd. Overigens hoeft hierbij niet alleen aan meer sport te worden gedacht: met een groot plat dak kan worden gedacht aan zonnepanelen en de functie van energieleverancier en in stedelijk gebied zijn er wellicht mogelijkheden om iets te verdienen met betaald parkeren op tijden dat de sportaccommodatie niet of nauwelijks wordt gebruikt.

Sturen op optimalisatie van de bezettingsgraad

Er kan van alles, maar gebeurt dat ook? En gebeurt dat ook continu, pro-actief en zodra de kansen zich voordoen? In de kern gaat het hier om (maatschappelijk) ondernemerschap. Kort door de bocht is in een fitnesscentrum een bedrijfsleider verantwoordelijk voor een optimale bezetting. Voor de balans tussen de kosten om een uur open te zijn en de opbrengsten van dat uur dus. Is dat ook het geval bij sporthallen, sportparken, zwembaden en ijsbanen? En als we daar een ‘bedrijfsleider’ of ‘maatschappelijk ondernemer’ vinden, kan deze persoon dan ook serieus ‘aan de knoppen draaien’? Kan hij of zij roosterwijzigingen doorvoeren, tarieven differentiëren, investeringen doen en personeel flexibel inzetten? Immers, alleen dan kan de bedrijfsleider worden aangesproken als ondernemer en worden ‘afgerekend’ op de bezettingsgraad.  

Piek- en daluren

Een lastig vraagstuk is de omgang met pieken in de bezetting. Als de capaciteit namelijk op de piektijden wordt afgesteld, creëer je leegloop op daltijden. Bij binnensportaccommodaties is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar dat de bezetting piekt in de periode november-maart, en dan vooral in de avonduren en op de zaterdagen. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat hockey en voetbal in die periode ‘naar binnen komen’. Voor een optimale bezetting van een accommodatie kan het wenselijk zijn de pieken niet te accommoderen, maar te zoeken naar (tijdelijke) alternatieven voor de piekvraag. Kunnen hockey en voetbal in de wintermaanden niet worden geaccommodeerd in een leegstaande loods of fabriekshal? Is overkappen van velden geen optie? Ook tariefdifferentiatie zou kunnen worden overwogen. Door populaire uren duurder te maken en daluren goedkoper, kunnen gebruikers wellicht worden verleid om andere tijden te kiezen.

Monitoren bezettingsgraad

Voor een gemeente kan het een overweging zijn de bezettingsgraad van haar voorzieningen te monitoren en daarbij kritische waarden per voorziening te formuleren. Een voorbeeld: bij sporthallen zou je kunnen zeggen dat meer dan tachtig procent bezetting (van bijvoorbeeld 42 weken per jaar, doordeweeks van 8.00 tot 22.00 uur, op zaterdag en zondag tot 18.00 uur) een kritische bovenwaarde is, die mogelijk wijst op een tekort aan ruimte. Evenzo zou veertig procent bezetting in het buitengebied kunnen wijzen op een overschot aan ruimte en vijftig procent bezetting zou in stedelijk gebied een overschot aan ruimte kunnen betekenen. Wordt zo’n kritische waarde overschreden, dan is het zaak voor die locatie uit te zoeken wat de achtergrond is, wat te verwachten valt en of er misschien moet worden ingegrepen.

 

Bronnen

Hoekman, R., & Bol, P. van der (2014). Sport in collegeprogramma's 2014: van armoedebeleid tot zelfredzaamheid. Utrecht: Mulier Instituut.

Wezenberg-Hoenderkamp, K. (2014a). Ruimte voor sport in Leeuwarden: een vraag-aanbod analyse van buitensport- en binnensportaccommodaties, 2014-2030. Utrecht: Mulier Instituut.

Wezenberg-Hoenderkamp, K. (2014b). Capaciteit binnensport Utrecht. Utrecht: Mulier Instituut.

Wezenberg-Hoenderkamp, K., & Poel, H. van der (2015). Sport, ruimte en tijd. Op naar een betere bezetting van sportaccommodaties.

Uitgever(s): Mulier Instituut,

Auteur(s)

Klik op de auteur meer artikelen te zoeken van deze auteur.

Hugo van der Poel
Mulier Instituut

Tags van dit artikel

Klik op de tag meer artikelen te zoeken met deze tag.

gemeenten
kosten-batenanalyse
sportaanbod
sportaccommodaties
sportbeleid