Visie & Beleidsplein

Evaluatie onderzoeksprogramma Sport, Bewegen en Gezondheid positief ontvangen

Janssen Lok, L., & Arko Sports Media (2015). Evaluatie onderzoeksprogramma Sport, Bewegen en Gezondheid positief ontvangen.

Minister Schippers (VWS) informeerde de Tweede Kamer over de eindevaluatie van het onderzoeksprogramma Sport, bewegen en gezondheid (SBG) en het overzicht van de afzonderlijke projectresultaten van dit programma. Ze concludeert dat het programma, dat tien jaar lang liep, een duidelijke bijdrage heeft geleverd aan de positionering van Sport, bewegen en gezondheid in de academische wereld.   

De oorsprong van het programma gaat een tijd terug. Al in 2001 adviseerde de toenmalige Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO, nu onderdeel van de Gezondheidsraad) erover. De uitwerking werd aangekondigd in de kabinetsnota Sport, bewegen en gezondheid en in 2004 startte het, met een budget van € 6,5 miljoen, verspreid over drie tranches (2004, 2007 en 2012).

Doelen zijn behaald

Het programma beoogde de onderzoeksinfrastructuur over sport, bewegen en gezondheid te versterken en te verankeren en kennis over de positieve en negatieve aspecten van sport en bewegen te genereren. Daarnaast wilde het programma kennisoverdracht en het creëren van voorwaarden voor de implementatie van onderzoeksresultaten bevorderen. En dat is dus allemaal goed gelukt, vindt Schippers na het bestuderen van het eindrapport. De evaluatie had ZonMW, dat gezondheidsonderzoek financiert en het gebruik van de ontwikkelde kennis stimuleert om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren – uit laten voeren door Technopolis BV. Vervolgens werd die evaluatie nog getoetst door een externe evaluatiecommissie onder leiding van Prof. Dr. Maarten van Bottenburg van de Universiteit Utrecht. Het rapport bevat een aantal interessante constateringen. Hoewel vastgesteld wordt dat de doelen wellicht te ambitieus zijn opgesteld in relatie tot het relatief bescheiden budget, is er toch veel van de grond gekomen.

Onderzoeksinfrastructuur 

Zo zijn in het programma 35 projecten gehonoreerd waarvan 23 onderzoeksprojecten, één programmeringsstudie en negen onderzoeksinfrastructuurprojecten. Die werden door de vier academische kernen (UMC Groningen, VUmc, UMC Utrecht en Maastricht UMC+) ingediend. Twee bestaande leerstoelen werden omgevormd naar ‘Sport, Bewegen en Gezondheid’ en er werd voor 7,8 fte aan onderzoeksstaf aangesteld (waaronder twee hoogleraren sportgeneeskunde). De externe evaluatiecommissie is daar positief over, maar constateert ook dat dat niet heeft geleid tot de vooraf beoogde afstemming en samenwerking tussen de verschillende academische kernen. Het onderzoeksprogramma heeft dus een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van het domein Sport, bewegen en gezondheid in de academische wereld, maar verbetering is zeker nog mogelijk.  

Het onderzoeksprogramma heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van het domein Sport, bewegen en gezondheid in de academische wereld, maar verbetering is zeker nog mogelijk.

Er is (lichte) kritiek op het feit dat de gegenereerde kennis over de positieve en negatieve aspecten van sport en bewegen bij de preventie en behandeling van ziekten, aandoeningen en sportletsels, niet is onderzocht bij mensen met een lage sociaaleconomische status en mensen met een beperking. Vooral aan dat laatste tilt Schippers echter niet zo zwaar. Zij wijst erop dat binnen de revalidatiewetenschap veel onderzoek gericht is op het inzetten van sport en lichaamsbeweging. Specifiek noemt ze het lopende programma Revalidatie, Sport en Bewegen van de Stichting Onbeperkt Sportief en het recente beleidskader gehandicaptensport, waarin veel aandacht is voor de effectiviteit van de acties bij mensen met een beperking.

Vraag naar meer toepassingsgericht onderzoek  

Een derde conclusie is dat het onderwijs op het gebied van Sport, bewegen en gezondheid in de loop van het programma beter ingebed is in curricula van relevante opleidingen. Via diverse vakpublicaties is kennis bovendien verspreid naar de beroepspraktijk. Er zijn ook diverse aanbevelingen gedaan. Zo zou er beter onderscheid moeten zijn tussen (langer lopend) strategisch onderzoek en (kortlopend) toepassingsgericht onderzoek. De commissie stelt dat de onderzoeksprojecten zich meer gericht hebben op het realiseren van wetenschappelijke output dan op maatschappelijke opbrengsten. Die aanbeveling onderschrijft Schippers en daar houdt ze ook al rekening mee: "Zo is bij de beoordeling van projectvoorstellen binnen het lopende Onderzoeksprogramma Sport 2013-2016 veel gewicht toegekend aan de input van de praktijk bij elk voorstel. De verbinding met de praktijk is ook een belangrijk uitgangspunt voor het nieuwe programma Sportblessurepreventie”.

Striktere eisen 

Andere aanbevelingen zijn dat er meer betrokkenheid van het praktijkveld moet komen en dat bij de versterking en verankering van de onderzoeksinfrastructuur striktere eisen gesteld dienen te worden aan onderzoeksgroepen en hun universiteiten. Die aanbeveling vindt Schippers ‘plausibel’. Ze geeft aan dat ze vooralsnog wil inzetten op programma’s waarbij de onderzoekers en consortia op basis van kwaliteit en relevantie met elkaar concurreren. Ze besluit haar bericht aan de Tweede Kamer met de uitspraak dat ze uitkijkt naar de voorstellen van het Topteam Sport op dit vlak.

Uitgever(s): Arko Sports Media,

Auteur(s)

Klik op de auteur meer artikelen te zoeken van deze auteur.

Leon Janssen Lok
Arko Sports Media

Tags van dit artikel

Klik op de tag meer artikelen te zoeken met deze tag.

evaluatie
gezondheid
onderzoeken
ontwikkeling
trends